Niets menselijks is ons vreemd
Enige tijd geleden hoorde ik de opmerking: “als de dieren konden spreken, zouden zij zwijgen”. Vreemd dacht ik, je kunt spreken en dan zwijg je om niet te hoeven spreken. Misschien wel logisch, als je kijkt hoe wij mensen ons soms gedragen.
Ik vind de mens, als persoon in het algemeen, het meest enerverende wezen op deze aardbol. Wanneer ik op pad moet en al die verschillende mensen aanschouw met al hun hebbelijk- en onhebbelijkheden dan durf ik dat interessant te noemen.
Tijdens mijn werkzaamheden als incasso inspecteur, maar ook in de periode, dat ik als freelance journalist actief was, vond ik het contact met de verschillende mensen altijd op de een of andere manier uitdagend. In elk gesprek zag ik iets anders dan bij het andere gesprek en de ene persoon had ik ‘nodig’ om zijn leugens bij een andere persoon te kunnen afstemmen. Hoe zo achterdochtig, je meent het.
Mooie momenten wisselden zich af met droevige momenten en het is regelmatig voorgekomen, dat in de auto huiswaarts reed, dat mijn verdriet over een situatie de overhand kreeg. Verdriet geworden over een situatie die in mijn ogen niet rechtvaardig was. Nu jaren later denk ik nog wel eens aan die periode terug. De verschillende personages passeren de revue in mijn fotografisch geheugen. Nogmaals bij de één komt de lach tevoorschijn en bij de ander de keerzijde ervan.
Vooral de situaties, dat men zichzelf tegenspreekt en zich beter voor probeert te doen dan in werkelijkheid. Ik moet erkennen, dat die situaties bij mij altijd op een hogere plaats staan. Het dan kunnen confronteren met de werkelijkheid was altijd een kolfje naar mijn hand. Ik weet het, je maakt er zeker geen vrienden mee. Wat is dan vriendschap.
Ook de personen die ik in de loop der jaren heb mogen leren kennen en die op hun eigen manier een draai aan het leven geven. Zo vertelde mij eens een eigenaar van een taxibedrijf uit de regio, dat hij zaterdags niet graag met zijn vrouw naar de markt gaat. “Ik heb”, begon hij zijn verhaal, “als enige in onze gemeente een lijkwagen. Als ik dan zaterdags op de markt rondkijk en al die mensen moeten nog, dan bekruipt mij de angst hoeveel werk mij nog staat te wachten”. Om het verhaal af te ronden, slechts een maand later kon hij gebruikmaken van zijn eigen lijkwagen. Men had hem geroepen en het aardse was verleden tijd voor hem. Vreemd dat dergelijke zaken je dan blijft herinneren.
Zo ook die man, schijnbaar een muzikant die in de bus stapte en tegenover mij plaatsnam. Het was een, zo op het oog, een aardige man. Onder zijn arm had hij een koffer vast, waar volgens mijn muzikale kennis een waldhoorn in moest zitten. Het was rustig in de bus. Tijdens de rit probeerde ik, maar dat liep faliekant fout, om met de man in gesprek te gaan. Op het moment, dat ik wilde vragen of hij muzikant was, stomme vraag natuurlijk, begon mijn grijze massa op te spelen en steeds meer werd mij de zin in de mond gelegd richting muzikant om te vragen: “Bloas ie doar ok op”. Het werd een komische situatie.
Aan de ene kant probeerde ik een gesprek aan te gaan en wat de zin betreft die mij in de mond werd gelegd, durfde ik niets te zeggen. Ook de muzikant scheen door te hebben, dat ik het moeilijk had en voelde zich zo tegenover mij zeer zeker niet op zijn gemak.
In de wetenschap, dat ik bij het uitspreken van de tekst: “bloas ie doar ok op” eerder een geproest zou laten horen dan daadwerkelijke klanken in de vorm van woorden, klemde ik mijn lippen strak op elkaar. Ook dat lijkt mij voor de medepassagier geen prettige situatie te zijn geweest.
Gelukkig ter hoogte van het toenmalige klooster, waarin een conservatorium was gevestigd, stapte de muzikant, met enige opluchting, uit de bus. Bij het uitstappen knikte hij nog vriendelijk naar mij. Ik wist het, het was een aardige man.
Enkele haltes verder mocht ik het openbaar vervoer verlaten. Thuisgekomen vertelde ik het voorval aan mijn vrouw, die het niet leuk vond, dat ik niet vriendelijk was geweest tegen die muzikant. Terugdenkend aan de situatie kan ik er nog steeds om lachen.
In de loop der jaren heb ik verschillende pluimages mogen ontmoeten. Door in eerste instantie af te stemmen op mijn eigen gevoel, bij dieren spreekt je van instinkt, heb ik steeds getracht iedereen in zijn of haar waarde te laten.
Nog steeds heb ik moeite met personen die zich op een hogere plaats situeren dan hun medemens. Vooral heb ik plezier om al die macho figuren, die geld uitgeven aan een dure auto, waarbij een schaars geklede dame wordt getoond als lokkertje.
De macho zal op zijn neus kijken als de waarheid om de hoek komt kijken en hij tegen betaling uitsluitend de auto krijgt en niet daarbij de dame in schaarse kledij. Denk dat het lokkertje niet in het lease contract kan worden ‘meegenomen”.
Niets menselijks is ons vreemd