Loslaten
Hoe behoudend is een mens? Die vraag stel ik mij de laatste tijd steeds vaker. Hoe behoudend zijn wij en heeft dat alles van doen met een soort verlatingsangst? Het fijne weet ik er gelukkig niet van. Wel ben ik er achter gekomen, dat ik mij schijnbaar hecht aan mensen en als je er één moeten missen, is dat niet leuk. Leven is mooi ondanks, dat iedereen het er niet levend van afbrengt.
Het is rond de klok van 20.00 uur als ik in de werkkamer tekst zit te schrijven en een goede kennis van mij belt met als opener van het gesprek: “Klaas ik wil even met je praten. Ik moest vanavond aan je denken en toen dacht ik: “ik bel je even”. Mijn vader ligt slecht en het gaat de verkeerde kant op”. Zonder erom te hebben gevraagd volgt er een medisch verhaal, waar ik persoonlijk weinig mee kan. Wel heeft het een functie, want de persoon in kwestie kan even zijn hart luchten. Hij kan even zijn gevoelens kwijt aan een derde, die de slogan: “mijn woord is mijn garantie”, Meum Dictum Pactum, hoog in het vaandel heeft staan.
Tijdens het verhaal, dat in mijn oor wordt gejaagd, schiet mij het volgende in gedachten. Wat kan ik hiermee en in hoeverre zou het mij moeten raken, dat de persoon in kwestie straks niet meer onder ons is? Ik realiseer mij, dat ik bij het voorgevoel hem nooit meer te zullen zien, niet direct als prettig ervaar. In de loop der jaren heb ik een goede band met hem opgebouwd en zijn mening over de onderwerpen heb ik altijd gerespecteerd.
Verder speelt natuurlijk het verhaal mee in deze situatie, dat de zoon van die persoon in kwestie zijn vader over niet te lange tijd zal moeten missen. Op dat moment kom je als zoon van…..alleen te staan. De wijze lessen, die senior hem gaf, zullen voortaan in de praktijk moeten worden gebracht zonder steun en vooral zonder commentaar van zijn vader.
Ik vraag mij af of je dan egoïstisch mag worden genoemd om je vader zo lang mogelijk bij je te willen hebben, terwijl je ziet, dat de huidige situatie zoals nu een lijdensweg gaat worden? Lief hebben is toch ook loslaten? Belangrijk is, dat de lef er is om erover te durven praten. Er volgt wederom een weergave van de situatie en ik probeer een gewillig oor te zijn. In het gesprek bemerk ik de waardering voor zijn vader en ik bemerk, dat hij er klaar voor is om “het dan maar zonder hem te moeten doen”.
In een kleine rustpauze in de woordenstroom zeg ik plotseling tegen de zoon: “ik ken je vader al jaren en ik zal hem missen. Toch wil ik je zeggen, dat ik geen afscheid kom nemen. In deze situatie wil ik hem niet meer zien. Daarom zal ik ook niet de begrafenis of crematie bijwonen. Het wordt even stil aan de andere kant van de lijn. Even later klinkt het: “je hebt groot gelijk Klaas. Je hebt eens spontaan een foto van hem gemaakt, toen hij met mijn moeder wandelde. Ik adviseer je, koester dat beeld, zo was hij en zo moet je hem in gedachten houden”. Ik bemerk, dat mijn ogen vochtig worden. De opmerking: “zo moet je hem in gedachten houden” zie ik als de drive om niet los te laten, maar het verleden te koesteren in de trant van: “gelukkig hebben wij de foto nog”.
Nadat het gesprek was afgelopen, heb ik nog geruime tijd naar de telefoon op mijn bureau zitten staren. Ergens in mijn grijze massa begon plotseling een film te draaien, terwijl ik helemaal geen liefhebber van film ben. Er werden “beelden getoond”, dat ik het onderwerp van deze blog ergens in hartje centrum Enschede tegenkwam. Hoe hij liet merken trots te zijn op zijn zoon. Ook gaf hij toe niet met alle ontwikkelingen binnen het bedrijf eens te zijn, maar zei, dat stilstaan ook achteruitgang betekent. “Daarom”, ging hij verder met, “Klaas ik heb het gehad. De jeugd heeft de toekomst en die zal verder moeten”.
Het zal een vreemde eigenschap van mij zijn, dat dergelijke beelden de revue weer gaan passeren. Het is een onwennige gedachten, dat zoonlief meldt, dat de toekomst er binnenkort anders uit zal zien. Ik weet uit ervaring, dat de zoon de lijn der verwachting zal uitvoeren. Uitvoeren op eigen kracht, zoals hij dat de laatste jaren toch al deed. Wel zal hij vanaf straks steeds blijven denken: “ik kan het hem niet meer vragen, maar mijn vader zal hebben gezegd: “dat heb je goed gedaan”. Je moet het ” alleen ” zien.